Johan Museeuw, zelf drievoudig winnaar van de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, zou niets liever doen dan nog eens dertig jaar jonger zijn. In de podcast In de Waaier kreeg De Leeuw van Vlaanderen de vraag of hij prof zou willen zijn in het huidige wielertijdperk. Het antwoord was duidelijk: “Geef me dat pilletje maar!”
LEES OOK: TUSSENSPRINT: Van der Poel met aparte Tourvoorbereiding, Museeuw gaat los
“Ik zou niet onderdoen voor deze generatie”Museeuw heeft bewondering voor renners als Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Tadej Pogacar, maar denkt dat hij in hun tijd ook zijn mannetje zou hebben gestaan. “Ik ga niet zeggen dat ik even sterk zou zijn als Mathieu of Wout, maar ik zou zeker concurreren,” zegt hij overtuigd. “Ik zou geen probleem hebben met het huidige professionele leven.”
Zijn bewondering voor Van Aert is groot, maar hij ziet ook een verschil met de absolute winnaarsmentaliteit van Van der Poel. “Wout is te veel teamplayer. In de Giro was hij geweldig in dienst van anderen. Maar op het WK in Glasgow zag je het verschil: Van der Poel had ook gewerkt in de Tour, maar in de finale ging hij gewoon wég.”
‘Klootzak’
Museeuw aarzelt even, maar formuleert het vervolgens treffend: “In Nederland zouden jullie misschien zeggen dat hij een ‘klootzak’ moet zijn. In België zeggen we: hij is te braaf. Hij wil het altijd goed doen voor zijn ploeg, en dat is mooi – maar op het einde van je carrière tellen twee dingen: je palmares en je portemonnee.”
Volgens Museeuw zit het met die portemonnee bij Van Aert wel goed. “Maar voor zijn palmares moeten de Ronde en Roubaix er eigenlijk nog bij. Mathieu heeft die allebei al drie keer gewonnen. Hij gaat mijn record breken, denk ik.”
Mathieu is beter dan zijn vader
De bewondering voor Van der Poel komt ook voort uit het verleden: Museeuw reed zelf nog samen met Adrie van der Poel. “Een buitengewone renner, honderd procent toegewijd aan zijn vak. Maar zijn zoon is gewoon nóg beter.”
Museeuw zag het al vroeg aankomen. “Ik zag hem ooit als junior elke dag demarreren vanuit de start in een Franse koers. Toen wist ik: die is speciaal. Maar dat hij drie keer de Ronde zou winnen… dat had niemand kunnen voorspellen.”