Wielrennen is uiteraard altijd bijzonder populair geweest, maar sedert enkele jaren is het aantal recreante fietsers toch behoorlijk stevig toegenomen. Je hoeft op zondagochtend maar eens de deur uit te wandelen en je weet voldoende. En hun sport wordt bijzonder serieus genomen.
Ongezien niveau
Dat is ook Dirk De Wolf en Johan Museeuw al opgevallen. Beide heren hebben zich op het gravelracen gericht, waarbij ze zich willen plaatsen voor het WK in Nederland eind dit jaar. Daarvoor moeten ze in een wedstrijd van de UCI bij de eerste 25 procent zien te eindigen. Museeuw heeft zijn ticket al op zak, De Wolf nog niet.
En dus moet die laatste nog flink trainen. Zoals hij vorige week nog een toertje reed met het ‘Scheldepeloton’. De Wolf was danig onder de indruk na die rit. “150 man in totaal, we reden op een bepaald moment 45 km/uur. Ik zeg u: niemand werd gelost. Dat bestond niet vroeger. Tegenwoordig kan iedereen fietsen. Mannen van zeventig en jonge vrouwen van zevenentwintig.”
Dat amateurs tegenwoordig hard kunnen fietsen moet je Museeuw niet meer vertellen. “Ik kan daar soms versteld van staan. Je rijdt vijfenveertig en beseft: ‘Dat is hier een mens die morgen weer gaat werken.’ Ze zeggen dat het gemiddelde niveau van de profs is gestegen, maar dat van de recreanten net zo goed. Amai.”
Professionalisme ten top
Beide ex-renners waren dus flink onder de indruk van het toegenomen niveau. Maar zeker ook in de gravelwedstrijden gaat het er bijzonder professioneel aan toe. Zo staaft Museeuw met een voorbeeld bij Het Nieuwsblad: “Het was onze eerste kennismaking met gravel. We zaten op een terras in Valkenburg, de avond voor de koers (Marly Grav, red.). Komt er plots een leeftijdsgenoot bij ons, we zullen de naam niet noemen.”
Museeuw en De Wolf werden compleet van hun sokken geblazen: “Die begon een heel verhaal over zijn voorbereiding. Met voeding, massage en wat weet ik allemaal. Plots vraagt hij: ‘Jullie hebben toch blokkentraining gedaan? Zonder blokkentraining kan je nooit bij de eerste 25% zijn.’ Ik keek naar Wolfke: ‘Euh, gaan wij nog wel starten?”, aldus een lachende Museeuw.