De zesde etappe van de Giro d’Italia werd opgeschrikt door een levensgevaarlijke actie van twee demonstranten, die kort voor de sprint het parcours betraden. Wout van Aert was op dat moment bezig aan zijn positionering voor de finale en kreeg pas na afloop door wat er precies was gebeurd.
Schrik zat er goed in
“Ik had hen niet met mijn ogen gezien, maar toen ik de beelden achteraf zag, schrok ik enorm. Het was waanzinnig. Gelukkig zaten ze niet vastgelijmd aan het asfalt", zegt Van Aert.
Van Aert beschrijft hoe het peloton plots begon te bewegen. “We maakten vreemde zwenkingen van links naar rechts. Ik wist niet wat er aan de hand was. Pas later werd duidelijk dat er mensen met kabels en touwen de weg waren opgesprongen.” Volgens hem werd er diezelfde avond in de ploeg uitvoerig nagepraat over het incident. “Er wordt met verbijstering naar gekeken. Maar als renner heb je er zelf weinig invloed op.”
“Ze zouden ook wel over hekken zijn gesprongen”
De actie leidde tot discussie over de veiligheid langs het parcours. Had de organisatie meer moeten doen om zoiets te voorkomen? “In een grote stad zoals Napoli zou je overal hekken moeten zetten”, stelt Van Aert. “Maar het probleem is dat zulke mensen zich daar niet door laten tegenhouden. Een politiemotard die honderd meter voor ons rijdt, schrikt hen ook niet af. Ze zouden zelfs over hekken zijn geklommen.”
Voor Van Aert is het duidelijk dat renners in zulke situaties weerloos zijn. “Wij kunnen dit gedrag alleen maar veroordelen. Je hoopt gewoon dat de politie snel ingrijpt en dat die mensen tot zinnen komen.” Hij benadrukt dat er altijd risico’s zijn in een wielerwedstrijd, maar dat zulke externe invloeden het vertrouwen van renners aantasten. “Het blijft niet alleen bij verbazing – het is ook frustrerend en beangstigend tegelijk.”