Eddy Merckx is één van de grootste renners in de geschiedenis van de wielersport, maar interviews met de 'Kannibaal' worden steeds zeldzamer. Gelukkig kon The Move hem strikken voor een gesprek over de huidige status van het wielrennen.
Merckx sprak begin dit jaar, voor zijn darmoperatie, met Johan Bruyneel in de podcast The Move Legends. "In mijn carrière was ik soms te veel bezig met het materiaal, het was een passie. Mijn fiets was mijn werktuig, ik probeerde dat altijd te verbeteren. Niet altijd ten goede. Ik heb veel fouten begaan, maar ik was er dag en nacht mee bezig. Ik was bezeten van de wielersport, het was mijn leven."
Evolutie
Dat de sport sinds zijn periode in het peloton is veranderd, is maar logisch. "'Nu is het allemaal veel meer gecontroleerd en gestuurd", ging Merckx verder. "Je moet beseffen dat mijn eerste koersfietsen niet eens op maat waren. Ze namen een fiets uit een rek en daarmee moest ik maar gaan koersen."
"Mijn eerste wereldtitel pakte ik dus op en gewone standaardfiets. Eerlijk, ik zou vandaag niet zo graag gekoerst hebben. Omdat ik niet aan alle wedstrijden had mogen deelnemen. Ik koerste gewoon té graag. Had men mij toen gezegd dat ik een klassieker niet mocht rijden... Neen, ik zie mezelf niet in dat wereldje van nu."
195 dagen
Merckx deed ook aan élke mogelijke koers mee, een tactiek die vandaag de dag ondenkbaar geworden is. "Koersen is toch puur plezier? Ja, ik trainde ook graag. Maar altijd maar trainen in functie van... Vandaag zitten ze aan ongeveer tachtig koersdagen. Ik heb een jaar gehad waarin ik 195 dagen koerste. Je kan het gewoon niet meer vergelijken."
"Maar de jonge renners zijn dat nu zo gewoon. De renners nu kennen eigenlijk niets anders. De Tour de France is belangrijk, maar niet de enige koers die er toe doet, hé. Jonas Vingegaard focust enkel op de Tour. Wat hij daar doet is wel zeer uitzonderlijk."