Het had een echte hoogdag kunnen worden voor Wout van Aert in Loenhout, maar pech gooide roet in het eten. In de Azencross leek hij even op weg naar een klassiek duel met Mathieu van der Poel, tot een dubbele lekke band zijn wedstrijd volledig ontspoorde. Toch beet Van Aert door, ondanks het feit dat hij even overwoog om er de brui aan te geven.
LEES OOK: Van der Poel reageert verrassend op nieuw incident met fan
Duel in de maak, tot het noodlot toesloegHet publiek kreeg waar het op hoopte toen Van Aert in de derde ronde het tempo de hoogte injoeg en de kop nam. Alleen Mathieu van der Poel bleek in staat om te volgen en alles wees op een duel tussen de twee aartsrivalen. Lang duurde die tweestrijd echter niet. Op een ongelukkig moment reed Van Aert lek, net op een punt waar de materiaalpost nog veraf was.
De pech bleef niet beperkt tot één incident. Even later sloeg het noodlot opnieuw toe en reed Van Aert een tweede keer lek. Daarmee verdween ook elke hoop op een podiumplaats en zakte hij steeds verder weg. Uiteindelijk moest hij genoegen nemen met een tiende plaats.

“Ik had veel zin om naar de bus te rijden”
Dat Van Aert bleef doorrijden, was allerminst vanzelfsprekend. “Ik had veel zin om naar de bus te rijden,” gaf hij eerlijk toe. “Maar dat kon ik niet maken tegenover de supporters die hier waren.” Het was die gedachte die hem ervan weerhield om op te geven, ondanks de frustratie en het besef dat een topresultaat er niet meer in zat.
De teleurstelling was groot, zeker omdat de benen volgens Van Aert goed aanvoelden. “Ik wilde initiatief nemen en dat is ook gelukt, want ik geraakte met Mathieu voorop. Ik had het lastig om hem te volgen, maar ik geloofde wel dat ik er een duel van kon maken. Helaas is dat er niet van gekomen. Zonde.”
Aan de finish probeerde Van Aert de pech met een vleugje zelfspot te relativeren. “Hoe hard ik gevloekt heb? Binnensmonds toch heel hard,” lachte hij. Over de oorzaak van de tweede lekke band was hij opvallend eerlijk. “De tweede keer reed ik op dezelfde steen lek als bij de eerste keer. Een ezel, hé.”
Stan Strubbe