Het wielerjaar 2025 ligt achter ons, maar wie de monumenten herbekijkt, ervaart ze alsof ze nog in de lucht hangen. Het waren koersen waarin oude patronen doorbroken werden, duo’s tot mythische proporties groeiden, België tussen hoop en weemoed schipperde en het peloton meer dan eens op de rand van verzadiging balanceerde. Nooit eerder voelde een voorjaar zó dwingend, zó hooggeconcentreerd als dit van 2025. Vijf monumenten, vijf verhalen en één constante: het duel Van der Poel versus Pogacar, met Belgische schaduwen die nooit helemaal verdwenen.
LEES OOK: Italiaanse legende is kritisch en trekt pijnlijke conclusie voor Van Aert
Milaan-San Remo: een klassieker als toneelstukLa Primavera heeft altijd iets theatraals, maar dit jaar leek de koers bijna geregisseerd. De zon hing laag tegen de Ligurische heuvels, de zee glinsterde naast de Via Aurelia, en in het peloton leefde een spanning die niet paste bij het voorjaarszonnetje. Pogacar voelde het: dit moest zijn editie worden. Niet “misschien”, niet “als het meezit”. Nee, nú.
In de aanloop naar de Cipressa reden de grote ploegen alsof ze in een tijdrit zaten. Bahrain reed zich leeg, Alpecin was nerveus, UAE reed met twee blokken tegelijkertijd. De aanloop leek oneindig te duren, tot Pogacar besliste dat wachten tijdverlies was.
Hij versnelde op de Cipressa met een brutaliteit die zelfs de neutrale toeschouwer deed rechtveren. Ganna spartelde als een jachtdier dat nog net niet geraakt was. Maar één man zat meteen waar hij moest zitten: Van der Poel, gezicht in de plooi, handen laag, blik onverstoorbaar.

Wat volgde, was een duel op de Poggio dat leek op de finale van een grand slam — giganten die elkaar “matchball” na “matchball” toespeelden. Pogacar probeerde herhaaldelijk iets te forceren, maar Van der Poel vouwde hem telkens netjes dubbel. En toen Ganna terugkeerde, alsof hij in een videogame een extra leven had gekocht, hing het hele wedstrijdscript even in de lucht.
De sprint? Die was chirurgisch. Van der Poel controleerde, doseerde, explodeerde. Pogacar betrapte zichzelf op hoop. Ganna geloofde heel even in een mirakel. Maar de Via Roma kreeg de winnaar die het verdiende. De Nederlander op één, de Sloveen verbeten op drie, met de Italiaan tussen hen in. België keek toe, wetend dat hun topfavorieten in deze arena slechts figuranten waren geweest.

De Ronde: een Hoogmis die één richting uit brandde
Vlaanderen ademt anders wanneer de Ronde in aantocht is. De velden langs de Schelde lijken dichter te staan, de lucht kleurt harder blauw, de cafés schreeuwen het bier bijna uit hun eigen vaten. In 2025 hing er iets extra in de lucht: Van der Poel én Pogacar stonden aan de start, én Wout van Aert was terug — écht terug — na twee magere klassiekervoorsjaren, zij het door omstandigheden.
Maar Vlaanderen kreeg niet de Ronde die het voorspeld had. Op de Eikenberg lag half het peloton tegen het asfalt, Van der Poel incluis. Het kostte hem een jacht van twintig minuten om terug te keren. België hield zijn adem in: als de kampioen uit Zundert nu al kraakte, wat betekende dat voor Van Aert, die in zijn wiel reed als een schaduw van zijn oude zelf?

Toch bleef het tot de finale een open wedstrijd. Anticiperende aanvallen, nerveuze versnellingen, twijfels in de kopgroep. Pogacar keek en wachtte met de geduldige blik van een roofdier. Op de tweede Oude Kwaremont gooide hij alle maskers af. Jorgenson, Pedersen, Van Aert — iedereen kromp ineen. Alleen Van der Poel kon er op karakter naartoe springen. Heel even leek het alsof de tweestrijd van Sanremo opnieuw zou ontbranden. België leefde op, want Van Aert zat nog altijd op een haalbare afstand.
Maar de derde passage van de Oude Kwaremont brak de koers open én dicht. Pogacar reed alsof hij elektrisch werd aangedreven. Van der Poel plooide finaal. Van Aert vocht zichzelf binnenstebuiten, maar miste wat hij ooit als vanzelf had. De Sloveen reed weg en kwam nooit meer terug in beeld.
Zijn overwinning voelde onvermijdelijk, maar tegelijk symbolisch. Vlaanderen moest buigen voor een renner die zijn geschiedenis niet kent, maar zijn wegen begrijpt alsof hij ze zelf heeft aangelegd.

Parijs-Roubaix: de koers die zelfs goden corrigeert
Roubaix blijft Roubaix. Je kan alles plannen, alles voorbereiden, maar het bos van Wallers heeft geen boodschap aan reputaties. Pogacar boomde erdoor alsof hij op gravel trainde, Van der Poel zweefde mee, Pedersen was zijn onovertroffen vechtlust, en Van Aert zette met stijve schouders zijn machine in overdrive.
Het was een koers van fragmenten, van chaos, van misstappen die koersbeslissend konden zijn. En voor Pogacar wérden ze dat. Zijn fout in de rechtsbocht — een inschattingsfout die zelfs amateurs herkennen — kostte hem eerst seconden, daarna ritme, en uiteindelijk de koers zelf. Zijn kettingprobleem was het genadeloze sluitstuk.

Van der Poel voelde het aan zodra hij achterom keek: dit was zijn moment. Alles wat hem in Vlaanderen ontglipt was, kwam nu terug met rente. Hij reed alsof er geen morgen bestond, alsof de velodroom hem riep. Zelfs een rondzwaaiende bidon die hem vol in het gezicht trof, deed hem niet wankelen.
België kreeg wat flarden emotie. Philipsen zat tot diep in de finale mee, Van Aert toonde dat zijn lichaam en hoofd elkaar weer begonnen te vinden. Het podium lag buiten bereik, maar het perspectief was terug: de Belgische lente leefde nog.

Luik: de clash die nooit kwam
Luik-Bastenaken-Luik werd aangekondigd als hét duel tussen Evenepoel en Pogacar, maar de koers had andere plannen. De Sloveen kreeg van zijn ploeg een koninklijke aanloop, zo strak georchestreerd dat de achtervolgers al in Bastenaken naar lucht hapten. Evenepoel zat slecht toen hij goed moest zitten — een detail dat in deze koers levensgroot wordt.
Toen Pogacar op de Redoute ging, was het meteen duidelijk: dit was geen aanval, dit was een afscheidsbrief aan de rest van het veld. Evenepoel probeerde, vlamde even, maar kreeg geen seconde ruimte. België, dat in deze koers vaak leeft op het randje van hoop, voelde de teleurstelling bijna tastbaar.
De Sloveen reed de slotkilometers alsof hij in een film speelde waarin alleen hij de hoofdrol kreeg. Achter hem vocht Evenepoel tegen zichzelf én de verwachtingen van een land dat hem hier altijd als erfgenaam zag. Hij werd vierde. Sterk, maar niet genoeg om Pogacar nerveus te krijgen.

Lombardije: het tijdperk-Pogacar wordt tastbaar
De Ganda was dit jaar meer dan een klim. Het was een symbool. De plek waar de rest van het peloton zinloos probeerde te investeren tegen iemand die geen schulden meer heeft in deze koers. Pogacar moest alleen nog bepalen wanneer hij vertrok — geen vraag óf hij dat zou doen.
Majka en Vine poetsten de klim schoon, en Pogi deed de rest. Remco probeerde een tegenreactie, maar kreeg het gevoel dat alle wetten van de zwaartekracht even gepauzeerd waren. Pogacar stormde naar Simmons, praatte nauwelijks met hem, en reed weg met de vanzelfsprekendheid van iemand die weet dat hij geschiedenis schrijft.
Dat hij op de eindstreep het record van Fausto Coppi evenaarde, voelde niet eens verrassend. Het was logisch. Onvermijdelijk. En tegelijkertijd was het moment bitterzoet voor België: Evenepoel stond opnieuw op het podium, maar opnieuw met uitzicht op iemand die ongrijpbaar was.

Het Belgische bilan: hoop in een jaar van reuzen
Wat blijft er over voor België na een monumentenseizoen waarin geen zege werd binnengehaald? Meer dan de statistieken doen vermoeden. Van Aert maakte stappen die hij twee jaar kwijt was. Evenepoel kon zich meten met de allerbesten, al zat de absolute uitschieter verstopt in nuance. Philipsen bewees weer eens dat hij meer is dan een sprinter: een renner die zijn koers moet krijgen om ooit zelf het verschil te maken.
Maar 2025 zal onthouden worden als het jaar waarin de koers gedomineerd werd door twee mannen die bijna buitenaards reden. Van der Poel en Pogacar trokken elkaar naar hoogtes waar de rest soms alleen nog kon toekijken.

En toch: België leeft. België ademt koers. En België voelt dat 2026 meer kan brengen dan een herhaling. Dat is de magie van het wielrennen. Je staat nooit ver van een plotwending.
WN Redactie