19 juli 2019. De dag dat Wout van Aert niet alleen uit de Tour viel, maar even ook uit de tijd. In de Belgische kampioenentrui, op jacht naar een toptijd in de tijdrit van Pau, ging het gruwelijk mis. Een bocht te scherp, een 'nadar' te dichtbij. Een open wonde van 21 centimeter in het rechterbovenbeen was het gevolg, en een abrupt einde van zijn Tourdebuut, waarin Van Aert gelijk ritwinst wist te boeken.
Vandaag, exact zes jaar later, staat Van Aert opnieuw aan het vertrek in Pau. De renners rijden een loodzware Pyreneeënrit, maar in het hoofd van de Belg speelt vooral een ander scenario.
LEES OOK: Bijzonder doel voor Van Aert bij ingaan slotweek Tour
“Altijd datzelfde hotel, altijd diezelfde bocht”“Dat het exact zes jaar geleden is, wist ik niet”, zegt Van Aert bij aanvang. “Maar eerlijk? Elke keer dat ik hier kom, denk ik er stiekem aan. En we komen hier elk jaar… Altijd datzelfde hotel, altijd diezelfde route naar de start. Ook de neutrale zone loopt meestal langs diezelfde bocht.”
De valpartij van toen is geen onderwerp dat Van Aert graag ophaalt, maar het litteken – letterlijk én figuurlijk – blijft. “Het was gewoon geen leuke dag. Maar ik ben hier gelukkig ook al geweest dat het wél goed liep.”
Het litteken als motor
Vorig jaar nog spurtte hij er naar een tweede plaats achter Philipsen. En recent noemde hij de blessure zelfs een keerpunt. “Ik heb misschien bepaalde prestaties wél kunnen leveren door die gebeurtenis, die anders niet waren gelukt,” zei hij toen.
Vandaag is de val in Pau geen open wond meer, maar een herinnering die nooit helemaal geneest. “Ondertussen doet het me niet zo veel meer,” besluit hij. “Maar vergeten? Nee, dat lukt niet. Nooit.”