De glimlach is breed, de benen goed genoeg. Tadej Pogacar staat met ruim vier minuten voorsprong op het punt om zijn vierde Tour de France te winnen. Maar de Sloveen weet ook: in de Alpen ligt het gevaar op de loer. Jonas Vingegaard heeft niets meer te verliezen.
LEES OOK: Pogacar maakt Visma en Van Aert met de grond gelijk
Luchtige lunch, dan online tegen de persEen ritje met vriendin Urska Zigart, een paar selfies met fans en dan ontspannen op het scherm verschijnen. Geen teken van stress bij Pogacar, die morgen de laatste rechte lijn naar Parijs inzet. De Mont Ventoux wacht. Net als de Col de la Loze. En vooral: Jonas Vingegaard, zijn eeuwige schaduw.
“Ik voel me goed, ben relaxed. Jonas rijdt ook sterk, dat zagen we in de tijdrit en op Superbagnères. Hij vloog daar echt”, zegt Pogacar. “Maar ik moet mijn focus houden. Goed eten, goed slapen. Dat is alles wat ik kan doen.”
Cols van pijn en herinnering
Pogacar weet dat het venijn van deze Tour in de staart zit. En dat net de bergen die eraan komen hem eerder zuur opbraken. “Mont Ventoux, Col de la Loze… Het lijkt wel alsof het parcours gemaakt is om mij bang te maken”, grapt hij. “Maar ik hou van die beklimmingen. Echt.”
“Het klopt dat Jonas mij daar al gelost heeft in het verleden. Maar dat was telkens een specifieke koerssituatie. Ik wil nu gewoon betere benen hebben dan toen.”
Of dat lukt? Dat weet alleen de berg. Maar één ding is zeker: Pogacar is niet bang. Zelfs niet voor zijn verleden.