De Giro d’Italia begint vrijdag, maar veel ogen zijn nu al gericht op de negende etappe, die op zondag 18 mei gereden wordt. Tussen Gubbio en Siena krijgen de renners daar maar liefst dertig kilometer grindwegen voor de wielen geschoven. Die ‘Strade Bianche’ doen onvermijdelijk denken aan het gelijknamige Italiaanse voorjaarsspektakel.
Het is een bewuste keuze van de Giro-organisatie, die – net als ook de Tour de France in eerdere edities – wil zorgen voor extra spanning en drama. Denk aan kasseienritjes, onverharde stroken of steile muurtjes: elementen die zelden het klassement op zijn kop zetten, maar wel zorgen voor een ongeziene nervositeit in het peloton.
Niet geliefd, wel gevreesd
Toch is niet iedereen blij met deze koersinnovaties. Veel klassementsrenners zien het vooral als een risico. Je wint er zelden een grote ronde mee, maar één valpartij of lekke band kan wel fataal zijn voor de eindambities. En dus heerst er bij velen eerder een gevoel van ongemak dan opwinding.
Ook Michel Wuyts benoemt dat in de HLN-podcast Wuyts & Vlaeminck. “Op een rotdag kan je daar je klassement kwijtspelen”, zegt hij. “Maar tegelijk brengt zo’n rit een spektakel dat je niet snel elders ziet. Dertig kilometer brakke grond onder de wielen: dat blijft bijzonder.”
Strijd om de controle
Het wordt dan ook vooral een rit waarin de stress regeert en de teams van de favorieten alles op alles zullen zetten om hun kopman vooraan en uit de problemen te houden. Tactiek, positionering en een vleugje geluk worden cruciaal. De koers winnen kan je er niet, maar verliezen zeker wel.
Of het klassement door elkaar geschud wordt, valt nog te bezien. Maar dat het een rit wordt die blijft hangen bij renners én kijkers, lijkt nu al zeker. De Giro krijgt in elk geval op zondag 18 mei zijn eerste échte test op karakter en stuurmanskunst. Wellicht iets voor Wout van Aert?