Toon Aerts heeft zich nooit afkerig getoond van de twee grootste sterren die de cross rijk is, maar in zijn gesprek met HUMO klinkt hij opener dan ooit. De Europees kampioen geniet zichtbaar van het niveau dat Van der Poel en Van Aert jaar na jaar halen. Hij noemt het zelfs een meerwaarde dat zij technisch én fysiek zo’n voorsprong hebben.
LEES OOK: Wordt veldrijden Olympisch? Aerts ziet groot gevaar en waarschuwt
‘Zolang ik maar derde word’De geschiedenis tussen Aerts en Van Aert gaat terug tot hun jeugdjaren. Toen al kruisten ze elk weekend de degens in regionale crossen, vaak met Van Aert als winnaar. Aerts haalt er geen frustratie uit, integendeel. “Ik kan ertegen dat hij en Mathieu één en twee worden. Zolang ik maar derde word”, grapt hij in HUMO. Die uitspraak klinkt luchtig, maar toont tegelijk hoe realistisch hij naar de hiërarchie kijkt.
Aerts benadrukt dat hij zonder moeite kan genieten van de manier waarop Van der Poel rondes afwerkt. Volgens hem tilt hun technische kwaliteit de sport naar een hoger niveau. De Belg vindt het dan ook logisch dat het publiek massaal toestroomt wanneer de twee publiekstrekkers present tekenen. Crossen mét Van der Poel en Van Aert zijn nu eenmaal andere evenementen dan crossen zonder hen.

Dominantie als motor voor de sport
Aerts krijg vaak de vraag of meer variatie in winnaars beter zou zijn voor de cross. Hij begrijpt dat argument, maar ziet tegelijk een andere realiteit. De sport leeft dankzij iconen, stelt hij. Hij verwijst naar voorbeelden als Eddy Merckx en Usain Bolt, die ondanks – of net door – hun dominantie hordes fans aantrokken. Volgens hem gebeurt dat nu opnieuw: het publiek komt voor de sterren, voor de clash tussen twee legendes, voor de magie van de absolute top.
Daarmee sluit hij niet uit dat afwisseling waardevol kan zijn. Aerts ziet dat ook nieuwe namen zoals Thibau Nys de sport kleur geven, al benadrukt hij dat Nys nog niet op het niveau zit van Van Aert en Van der Poel. Maar dat is volgens hem geen probleem: sterren hebben tijd nodig om te rijpen. Intussen houden de twee gevestigde waarden de aandacht bij de cross en blijft het spektakel gegarandeerd.
Tot slot houdt Aerts de blik breder dan alleen de veldritwereld. Hij verwijst naar Tadej Pogacar op de weg, die zó dominant is dat fans soms snakken naar meer onvoorspelbaarheid. Voor Aerts toont het aan dat elke sport leeft van een mix van ongenaakbare grootheden én verrassingen. Zonder Van der Poel en Van Aert zou de cross volgens hem gewoon een stuk minder betoverend zijn.
Stan Strubbe