Tom Boonen had onlangs groots nieuws te vieren, want zo is hij voor een derde keer vader geworden. Intussen volgt hij echter nog steeds het wielrennen op de voet, en hij stoort zich ook wel aan enkele zaken. Zoals de haat tegen renners bijvoorbeeld.
LEES OOK: Ingrijpende beslissing bij Soudal Quick-Step? Foré komt met uitleg
Onnodige haatEnkele renners in het bijzonder krijgen hier al te vaak mee af te rekenen. Zoals bijvoorbeeld Tadej Pogacar, omdat mensen het niet kunnen verkroppen dat hij zo dominant is. De Sloveen uitte daarover reeds zijn frustratie, iets wat Boonen perfect kan kaderen.
“Ik snap dat compleet. Ik heb het toevallig nog tegen iemand gezegd: nog één zo’n Tour met zo’n vijandig publiek en hij komt niet meer terug. Drie weken mensen die u uitjouwen en naar uw kop tuffen. Gewoon omdat je zo goed bent. Je kan je niet voorstellen wat zo iemand een hele dag meemaakt. Duizenden mensen die ‘Boeoeoe’ roepen of met bier gooien...”
Ook Mathieu van der Poel is vaak hetzelfde lot beschoren. Boonen kan er met zijn hoofd niet bij in Het Nieuwsblad: “Dat is iets van deze tijd: alles wordt zo opgeklopt. Ik snap echt niet dat je Pogacar – of Mathieu van der Poel – zou kunnen haten. Twee superjoviale gasten die toch om het zacht uit te drukken met een fiets kunnen rijden.”
Eigen ervaringen
Het zou zelfs kunnen leiden tot een vroegtijdig einde van menig carrière, iets waar ook Boonen zelf aan dacht tijdens zijn carrière. Hij was immers van plan om te stoppen op zijn 30ste. “Ik meende dat toen ook. In die jaren zat ik in mijn hoofd constant op de limiet. Dat maalde de hele tijd”, spreekt hij over zijn eerste gloriejaren.
“Ik moest als renner honderd procent leven voor mijn sport, maar er werd daarnaast zoveel van mij gevraagd. Dat gaf stress. Ik had ook nog niet de maturiteit om selectief te zijn in de mensen die ik toeliet. Ik heb dat geleerd, maar zoals het in 2005 was, dat had ik geen vijf jaar volgehouden. Dan was ik op mijn 30ste gestopt.”