Johan Bruyneel volgt het wielrennen op de voet – ook in de jeugdcategorieën. Niet toevallig, want zijn zestienjarige zoon maakt sinds kort deel uit van het peloton aldaar. En wat hij daar ziet, doet hem meer fronsen dan glimlachen.
“Ik zie jongens van zestien met een trainer én een voedingsdeskundige”, zegt Bruyneel in gesprek met HUMO. “Mijn zoon mag er van mij niet té veel voor doen. Ze nemen het allemaal veel te serieus, te vroeg. Tegen de tijd dat het écht moet gebeuren, zijn ze al opgebrand.” Zijn boodschap is helder: talent moet ruimte krijgen om te rijpen.
Van winnaars tot afvallers
Het schrijnendste voorbeeld dat Bruyneel aanhaalt, komt uit Spanje. Een talentvolle junior won daar bijna alles, maar werd na tests bij een World Tour-ploeg afgewezen. “Zijn waarden waren niet goed genoeg, klonk het,” zegt Bruyneel. “Maar die jongen rijdt iedereen aan flarden! De balans tussen wetenschap en gezond verstand is zoek.”
De oorzaak daarvan? Volgens Bruyneel is die in België makkelijk aan te wijzen. “Het is allemaal de schuld van Remco”, zegt hij met een knipoog. “Sinds Evenepoel zonder beloftencategorie naar de profs trok, denken veel ploegen dat dit de norm is. Maar niet iedereen is Remco.”
Evenepoel brak enkele jaren geleden al op zeer jonge leeftijd door. Inmiddels heeft de Belg al een grote ronde, meerdere klassiekers, wereldtitels en ook Olympische titels op zijn naam staan.
Pleidooi voor verplichte tussenstap
Bruyneel ziet daarom wel wat in een structurele wijziging. “Ik vind dat de beloftencategorie minstens één jaar verplicht zou moeten zijn,” stelt hij. “Nu worden jongeren opgejaagd in een systeem waar ze fysiek en mentaal nog niet klaar voor zijn.” Een gezond tegengewicht voor het profileringsdenken dat steeds jonger toeslaat.