Tom Pidcock kan na de Vuelta a España 2025 spreken van een doorbraak in zijn carrière. Waar hij vooraf niet tot de topfavorieten werd gerekend, eindigde de Brit uiteindelijk knap als derde in het algemeen klassement. Voor de kopman van Q36.5 Pro Cycling voelt dat resultaat als een kantelpunt.
“Het is absoluut een keerpunt, dat staat buiten kijf”, vertelde hij aan Cyclingnews. “Vroeger vond ik grote rondes niet leuk, omdat ik altijd wel een slechte dag had. Maar deze keer bleef ik drie weken lang constant. Dat ik hier nu als derde eindig, zorgt voor een ander perspectief. Het heeft me doen inzien dat ik de verwachtingen ook kan inlossen.”
LEES OOK: Zo zag je hem nog niet vaak: Emotionele Pidcock na aankomst
Leren leven met de rol van klassementsmanPidcock benadrukt dat het podium ook mentaal veel betekent. “Het is wel een opluchting. Het voelt bijna alsof er een last van mijn schouders is gevallen. Je moet in een grote ronde vaak op safe spelen, de veilige optie kiezen. Dat is misschien minder spectaculair, maar wel noodzakelijk. Het is leuker om spontaan te koersen, maar als klassementsrenner draait het om regelmaat en risicoloos rijden.”
Die benadering wierp zijn vruchten af. Pidcock stond drie weken zijn mannetje tussen de toppers en mocht in Madrid naast Jonas Vingegaard en João Almeida mee het podium op. Voor zijn nog jonge ploeg Q36.5 Pro Cycling was het bovendien een unicum: de eerste keer dat een renner in een grote ronde het eindpodium haalde.
Antwoord aan critici
Met dit resultaat geeft Pidcock ook een duidelijk signaal af richting de buitenwereld. “Er is al ontzettend veel gesproken over mijn potentie als ronderenner. Veel mensen twijfelden of ik ooit kon bevestigen. Ik heb nu laten zien dat ik het wel degelijk kan. Dit is een grote prestatie en daar ben ik blij mee.”
De Brit kijkt na deze Vuelta met meer vertrouwen vooruit dan ooit. “Ik kijk echt uit naar de toekomst. Dit resultaat bewijst voor mezelf én voor de ploeg dat ik klaar ben om een rol van betekenis te spelen in de grote rondes. En dit is nog maar het begin.”