Allan Peiper, voormalig ploegleider en de man die Tadej Pogacar in 2020 naar Tourwinst loodste, genoot van het spektakel in de Tour de France. Toch plaatst hij in de podcast De Koffiestop kanttekeningen bij de manier waarop sommige toppers hun krachten verdelen.
LEES OOK: Onthoofd WK: nieuwe Belgische topper geeft verstek
“Hele dag aan hartslag 180”Peiper ziet dat renners steeds vaker van ver koers maken. “Zes jaar geleden demarreerde Mathieu van der Poel in Kuurne-Brussel-Kuurne van heel ver, en toen was dat nog verrassend. Nu is het bijna normaal dat toppers dat doen. Maar hoe goed is dat voor hen?”
Als voorbeeld haalt hij de aanval van Van der Poel en Jonas Rickaert in de Tour aan. “Mathieu reed op 180 kilometer van de finish weg en werd pas op vijfhonderd meter van de meet teruggepakt. Waarschijnlijk heeft hij de hele dag aan hartslag 180 gereden. Dat kan je niet gezond noemen. Een week later zat hij thuis. Speelde dat mee?”
Pogacar: meer werk dan hobby
Ook Pogacar kwam ter sprake. Peiper beaamt wat ploeggenoot Tim Wellens eerder zei: de laatste Tourweek voelde voor de Sloveen meer als werk dan plezier. “Ik heb hem berichtjes gestuurd om te vragen of hij oké was. De druk is enorm, iedereen filmt alles wat je doet. Maar Tadej blijft altijd zichzelf. Zelfs na zware aankomsten, als hij kapot is, houdt hij zijn emotionele balans. Alleen kost dat enorm veel energie.”
Volgens Peiper hebben toprenners soms die extreme acties nodig om het leuk te houden. “Als Tadej het niet meer leuk vindt, stopt hij gewoon.”