Sportief kende 2025 voor Lotte Kopecky niet alleen hoogtepunten, maar ook twijfels en moeilijke momenten. Toch sluit de tweevoudige wereldkampioene het jaar met een brede glimlach af. Niet dankzij nieuwe regenboogtruien, wel door wat ze naast de fiets vond: stabiliteit, rust en liefde. “Er is iemand op wie ik kan terugvallen. Dat maakt een groot verschil.”
LEES OOK: Kopecky schrapt wereldkoers: "In 2026? Vergeet het!"
EenzaamheidWaar Kopecky eind 2024 nog openlijk sprak over een gevoel van eenzaamheid, klinkt ze vandaag heel anders. “Met die eenzaamheid is het nu een stuk beter"; zegt ze in haar eindejaarsgesprek met Sporza. “Ik was toen niet in een relatie, dat is nu anders. Ik kom niet meer alleen thuis.” Op persoonlijk vlak straalt de Belgische kampioene meer dan ooit.

Over haar nieuwe relatie is Kopecky discreet, maar zeker niet geheimzinnig. “Het is een kwestie van tijd voor de media erover vallen,” lacht ze. “We hebben alleen beslist om er geen Instagram-post over te maken.” Samen gezien worden is geen probleem. “Als mensen ons aanspreken, is dat prima. We zijn gewoon gelukkig op deze manier.”
Volgens Kopecky hoeft haar relatie geen mediaverhaal te worden, maar ze schaamt zich er ook niet voor. “Het mag geweten zijn, geen probleem,” benadrukt ze. Belangrijker dan verliefdheid zijn voor haar de rust en de stabiliteit die ze nu ervaart. “Verliefd zijn is fijn, maar vooral stabiliteit bevordert je prestaties enorm.”
Vlinders
Die mentale rust kan ook sportief zijn vruchten afwerpen richting 2026. “Er is iemand die ook de moeilijke momenten deelt,” zegt Kopecky. “Dat is belangrijker dan vlinders in je buik.” Die vlinders zijn er wel, lacht ze, “maar ik heb er nog niet veel mee gekoerst.”
Op haar dertigste voelt Kopecky zich duidelijk sterker in het leven. “Ik heb levenservaring en stabiliteit. Het begint nu pas op veel vlakken.” Over stoppen denkt ze voorlopig niet. Ze ligt nog tot 2028 onder contract, maar houdt alle opties open. “Er zijn ook andere dingen in het leven", besluit ze met een glimlach. “Zoals… leven.”
Mats Buelinckx