Met de Giro, Tour de France én de Olympische Spelen staan de komende maanden bol van de topevenementen in het wielrennen. In september weten we dan weer wie Mathieu van der Poel opvolgt als wereldkampioen, al zorgt het parcours in Zürich wel voor twijfels.
In Zwitserland krijgen de renners maar liefst 273,9 kilometer en 4470 hoogtemeters voorgeschoteld. Een enorm zwaar parcours met als scherprechters de Zürichbergstrasse (1,1km aan 8%) en de beklimming richting Witikon (2,3km aan 5,7%). Het is dan nog maar de vraag of klassieke renners als Van Aert en Van der Poel op zo'n parcours kunnen stunten.
Niet te vergelijken
"Een WK is altijd anders", begon bondscoach Sven Vanthourenhout bij Het Nieuwsblad. "Ook al omdat je te maken krijgt met lokale rondes. Dat is toch anders dan in bijvoorbeeld Luik-Bastenaken-Luik. Op een lokaal circuit wordt vaak anders gekoerst. En het is niet omdat Van der Poel net iets te kort komt in Luik, dat dit ook zo op het WK zal zijn."
"Ik herinner mij nog dat ik op het WK in Imola in 2020 renners zag lossen die twee weken eerder in een grote ronde een dik klassement reden. Terwijl op dat moment Vlaamse klassieke renners zoals Oliver Naesen en Wout van Aertwel nog vooraan in koers zaten.”
Tekortkomen
“Op een WK wordt er anders gekoerst, wordt die koers anders ingedeeld. Dan kan het resultaat ook helemaal anders zijn. Nogmaals: in dat opzicht vind ik een WK altijd een heel aparte wedstrijd”, ging Vanthourenhout verder. “Er zijn renners die goed uit een grote ronde komen en die kunnen scoren op een WK en je hebt renners die minder goed uit een grote ronde komen of die een klassement gereden hebben en daardoor wat tekortkomen.”