Het parcours van de Tour de France 2026 is bekend, en het belooft opnieuw een loodzware editie te worden. In totaal moeten de renners 54.450 hoogtemeters overwinnen, wat nauwelijks onder het recordaantal van 2023 ligt. Volgens Jan Bakelants dreigt die zwaarte echter opnieuw in het voordeel te spelen van Tadej Pogacar, en niet van Remco Evenepoel.
LEES OOK: Bakelants verrast en doet opvallende voorspelling over Van Aert
“De Tour maakt het Pogacar opnieuw makkelijk”De voorlaatste etappe van 2026 telt maar liefst 5.600 hoogtemeters over 171 kilometer — een bergdag die volgens Tourbaas Christian Prudhomme moet zorgen dat de strijd om het geel tot het einde spannend blijft. Bakelants ziet dat anders. “Door de koers zo zwaar te maken, speelt men opnieuw in de kaart van Pogacar,” zegt hij bij Het Laatste Nieuws. “De Sloveen krijgt nog meer ruimte om bergop iedereen uit het wiel te rijden. Dat is ergens te betreuren.”
De voormalige profrenner wijst erop dat een meer gebalanceerd parcours de strijd om de eindzege spannender had kunnen maken. “De Tourorganisatoren hebben bij het uittekenen van hun route niet echt rekening gehouden met Evenepoel,” klinkt het. “En dat is jammer, want hij is net iemand die de koers interessanter kan maken als hij voldoende tijdritkilometers krijgt.”

“Een extra tijdrit had veel verschil gemaakt”
Bakelants ziet één duidelijke aanpassing die volgens hem alles had kunnen veranderen. “Ik mis een extra tijdrit van tussen de veertig en vijftig kilometer,” zegt hij. “Zo’n rit zou de verschillen tussen de klassementsmannen veel kleiner kunnen houden en de spanning verhogen.”
Met slechts een beperkte hoeveelheid tijdritkilometers lijkt Pogacar opnieuw de grote favoriet, terwijl Evenepoel – ondanks zijn groei in het hooggebergte – mogelijk opnieuw op achtervolgen is aangewezen.
Voor Bakelants is het een gemiste kans van de organisatie. “Een parcours hoeft niet per se zwaarder te zijn om beter te zijn,” besluit hij. “Soms is net het evenwicht tussen klimmen en tijdrijden wat de Tour écht aantrekkelijk maakt.”
Stan Strubbe