Tadej Pogacar leverde in Rwanda een prestatie die in het rijtje van zijn grootste stunts thuishoort. Op ruim honderd kilometer van de streep trok hij in de aanval, en al op 66 kilometer van de finish was hij alleen. Het werd een lange strijd tegen de vermoeidheid en de twijfel, maar de Sloveen sleepte zijn tweede opeenvolgende wereldtitel binnen.
“Het parcours leek hier wel voor ontworpen,” zei Pogacar na afloop. Op Mount Kigali kreeg hij aanvankelijk nog Ayuso en Del Toro mee. “Dat was de perfecte combinatie. Ik hoopte dat we samen zo ver mogelijk zouden geraken.”
LEES OOK: Evenepoel knokt zich naar zilver op WK achter Pogacar
Alleen tegen de koersMaar de droom smolt snel weg. Op de kasseien van de Muur van Kigali moest Ayuso passen, terwijl Del Toro met maagproblemen kampte. Pogacar stond er plots alleen voor. “Vanaf dat moment was het vechten tegen mezelf. De klimmetjes werden steeds lastiger en in de afdalingen moest je zelfs blijven trappen. Ik voelde mijn energie wegglijden.”
Toch weigerde hij op te geven. “Ik had twijfels, maar ik bleef duwen en hoopte dat het genoeg zou zijn.”
Twijfel verandert in triomf
Het bleek ruim voldoende. Terwijl achtervolgers geen meter dichter kwamen, vergrootte Pogacar zijn voorsprong gestaag. In de slotkilometers wist hij al dat de regenboogtrui opnieuw de zijne was.
“Het was zwaar, maar dit maakt me ontzettend blij,” besloot hij. Pogacar reed zijn eigen droomscenario kapot, maar bouwde er een nog groter verhaal voor in de plaats: een tweede opeenvolgende regenboogtrui, behaald op pure wilskracht.