De negende Tour-etappe zal Jonas Rickaert zich nog lang heugen. Samen met Mathieu van der Poel trok de hardrijder van Alpecin-Deceuninck al vanaf de eerste kilometer ten aanval, en hield hij het peloton urenlang in spanning. Rickaert kreeg als beloning de prijs voor de strijdlust, maar vooral een ervaring om nooit te vergeten. “Het begon eigenlijk een beetje als een grapje, maar werd iets heel bijzonders”, klonk het na afloop.
LEES OOK: Coquard breekt en reageert aangeslagen na crash Philipsen
Droom“Het was heel lastig, maar ook speciaal”, blikte Rickaert voor de camera terug op zijn heroïsche tocht van bijna 175 kilometer. “Het was een droom van mij om ooit op het Tourpodium te staan. Ik denk dat ik alleen de eerste vijf kilometer een beetje kon glimlachen. Daarna begon het labeur.”
Van der Poel sloot zich al snel bij hem aan, en daarmee veranderde het grapje in een serieus project. “We hebben onderweg eigenlijk heel weinig tegen elkaar gezegd. Gisteren hadden we afgesproken dat als het zover zou komen, we elkaar zouden afwisselen met beurten van vijf minuten op een vast wattage. Zo konden we het peloton het echt lastig maken. En dat is redelijk goed gelukt.”
Wonder bleef uit
Lang leek de aanval kansloos, daarna leek er opnieuw hoop te gloren. “Op zes kilometer van de streep moest ik hem laten gaan. Daarna reed ik achter het peloton en had ik nog contact met Carl Berteele op de motor. Ik vroeg hoe het ervoor stond en hij zei: ‘Normaal gaat hij het net niet redden.’ Dan baal je toch wel even.”
In de laatste kilometer viel het doek voor Van der Poel, maar Rickaert kon toch trots terugblikken op een rit waarin hij zijn droom waarmaakte. Of hij daar morgen de tol voor betaalt? “Ik hoop van niet! Vraag het me anders nog eens op de top van de eerste berg morgen”, grapte hij. “Maar met de conditie die ik nu heb, zou het wel moeten lukken. Voor iedereen wordt het zwaar.”