Geef Mads Pedersen een microfoon en je krijgt zelden clichés of omwegen. Ook op de mediadag van Lidl-Trek sprak de Deen opvallend open over wat hem drijft richting 2026. Het komende seizoen draait voor hem om twee duidelijke ambities: eindelijk dat eerste Monument binnenhalen én vol voor de groene trui gaan in de Tour de France. Vooral dat laatste doel leeft al jaren bij de voormalig wereldkampioen.
LEES OOK: Verrassing bij Lidl-Trek: Thibau Nys doet plannen uit de doeken
Groen in de Tour blijft kriebelenNa de voorjaarsklassiekers verschuift de focus resoluut naar Frankrijk. Pedersen steekt niet onder stoelen of banken hoe belangrijk de Tour voor hem is. “Ik had de wens om de Tour te doen en het groen is al enkele jaren een droom van me,” legt hij uit.
Dat betekende vorig seizoen echter een moeilijke keuze binnen de ploeg. “Het zou idioot zijn om dan ook nog met Jonathan Milan te gaan. Afgelopen jaar heb ik die keuze geaccepteerd en heeft hij twee ritten en het groen gewonnen, dus dat maakte het een slimme keuze.”

Geen pure sprinter, wél levensgevaarlijk
Pedersen is realistisch over zijn profiel en weet exact waar zijn sterktes en beperkingen liggen. “Zet mij tegen de snelste mannen ter wereld en het lijkt alsof ik achteruit rijd,” zegt hij zonder omhaal. In kaarsrechte vlakke sprints legt hij het af, maar dat stoort hem niet. “Een sprint moet mij op een bepaalde manier liggen, in de vlakke sprints word ik er niet sneller op.”
De ambities vragen ook een levensstijl waar Pedersen intussen volledig in mee is gegaan. Al ging dat niet vanzelf. “Toen ik prof werd, was het nog fietsen op een energiereep, banaan en koffie,” blikt hij terug. De moderne topsport is volgens hem compleet anders. “Nu eet je de hele dag als een gek en ben je zo bezeten met je sport bezig.”
Het is een leven dat hij nooit had zien aankomen, maar wel volledig heeft omarmd. “Dat ik dat ooit zou doen, had ik niet verwacht. Maar als je het echt wil, moet je mee.” Waar dat alles hem uiteindelijk zal brengen, ziet hij later wel. “Ik ben benieuwd waar we zijn, op het moment dat ik stop.”
Stan Strubbe