De elfde rit van de Tour leek voor Tadej Pogacar probleemloos te verlopen. Tot plots de camera’s overschakelden naar een schokkend beeld: de wereldkampioen lag op het asfalt, vlak voor een betonnen borduurtje. De schrik was groot, maar de schade bleek mee te vallen, dankzij snelle reflexen én sportief gedrag van zijn rivalen.
Op zo'n zeven kilometer van de streep reden de klassementskopstukken in een elitegroepje ver achter de kop van de koers. Ritwinst zat er niet meer in, maar het tempo bleef hoog. Pogacar zat, zo leek het, in gesprek met zijn volgwagen via de oortjes, toen Tobias Halland Johannessen plots voor hem uitweek. Een botsing volgde, en de Sloveen dook over het achterwiel.
LEES OOK: Doodsbedreigingen na Tour-crash Pogacar: 'Angstaanjagend'
“Gleed richting de borduur”“Ik had schrik,” gaf Pogacar toe na de finish. “Ik gleed richting het voetpad, maar kon gelukkig op tijd afremmen. Ik heb schaafwonden en ben wat geblutst, maar ik ben oké.” Ook zijn ploeg UAE Team Emirates stelde zojuist gerust: geen hersenschudding, geen breuken, geen kneuzingen. Pogacar mag en kan gewoon verder koersen.
Volgens hem gebeurde het ongeluk in volle inspanning. “Iedereen zat à bloc na aanvallen van Vingegaard en Jorgenson. Tobias Johannessen sneed plots van links naar rechts. Hij had me denk ik niet gezien en raakte me vol.”
“Ze hadden me kunnen kraken”
Dankzij het wachten van zijn concurrenten verloor Pogacar geen tijd. Na kort materiaalpech kon hij snel terugkeren in het wiel van Evenepoel, Vingegaard en co. “Veel respect voor hen. De koers was min of meer gereden, maar ze hadden me kunnen kraken. Ik zou veel krachten hebben moeten verspelen.”
“Ik moet hen bedanken,” besloot Pogacar. “Ik heb al ergere valpartijen meegemaakt, maar zo’n gebaar van sportiviteit vergeet je niet snel.”