Voor Mathieu van der Poel wacht komende zondag een bijzonder afspraak. Zo kan de Nederlander zich in Tabor immers voor een zesde keer tot wereldkampioen kronen, precies op de plaats waar dat in 2015 ook voor een eerste keer gebeurde.
In Het Nieuwsblad kijkt Van der Poel terug op die bewuste dag in Tabor, waar grote concurrent Wout van Aert wel de nodige pech kende. Wat weet hij nog over die dag? “Dat ik redelijk nerveus was, iets wat me zondag niet zal overkomen. Wout (van Aert, red.) en ikzelf besloten pas in laatste instantie om bij de eliterenners te starten. We werden gelijk één en twee."
"Maar van de wedstrijd zelf? Dat ik een minuut voor de start nog gepist heb, dat kan ik me nog herinneren”, aldus de regerende wereldkampioen. De laatste keer dat ik de materiaalpost passeerde, zag ik mijn vader en Marc Dierickx staan, twee mensen die me doorheen heel de jeugd hadden begeleid. Dat deed me wel iets.”
's Avonds liet Van der Poel de teugels klaarblijkelijk wel goed vieren. “Het feestje achteraf? Daar weet ik niets meer van. ’t Kan best zijn dat ik dronken was. Ik besef wel dat die eerste wereldtitel een uniek moment was in mijn carrière.”
VOL VERTROUWEN
Op naar komende zondag dan, waar Van der Poel zijn favorietenrol – hoe kan het ook anders – absoluut niet uit de weg gaat. “Zoals ik elk jaar zeg: het weekend voor een WK is nooit een referentie voor het WK zelf. Ik ben het weekend voordien ooit al slecht geweest en toch zei dat niets over het WK zelf. Nogmaals, ik heb er alle vertrouwen in dat we het goed hebben aangepakt”, klinkt het vol vertrouwen.
Wie zijn grootste concurrenten worden? “Als ik er dan toch namen op moet plakken: Michael Vanthourenhout en Thibau Nys hebben de voorbije weken bewezen goed te zijn en vinden in Tabor een parcours dat hen ligt.”
Die laatste bleef zondag in Hoogerheide ook al lang aanhaken bij Van der Poel, net als in Benidorm. Dat de Nederlander de jonge Nys hoog inschat hoeft dus niet te verbazen. “Het was een inspanning die hem ook goed ligt. En hij was in Benidorm ook al in orde, dus neen, ik was niet echt verrast.”