Kevin De Jonghe
We zijn inmiddels alweer aan het einde van het veldritseizoen gekomen. Nog amper twee weekends te gaan en we kunnen er definitief een streep onder trekken. Ook Hans Van Kasteren keek dit seizoen uiteraard weer mee, al heeft hij geen positie meer binnen het veldrijden. Maar een liefhebber blijft hij desondanks.
Extra met Van Aert en Van der Poel
Een liefhebber, maar iemand met een kritische mening. Niet onlogisch uiteraard gezien de impact die Van Kasteren als zakenman en ploegmanager heeft gehad in het wereldje. Een sport waarvan hij toch niet zeker is of die kan blijven bestaan, althans niet in zijn huidige vorm. Zo komt Van Kasteren dan ook met enkele voorstellen op de proppen.
Één van die ideeën die hij heeft zijn aangaande de startgelden van de renners. En wie startgelden zegt, zegt Mathieu van der Poel en Wout van Aert. “Met Van Aert en Van der Poel erbij heb je uiteraard meer publiek. Maar moet je als organisator ook meer betalen en heb je toch een paar duizend toeschouwers extra nodig”, weet Van Kasteren.
Iserbyt & co de dupe
Die zich daar overigens perfect in kan vinden dat zij een mooie som vangen. “Let wel, die jongens verdienen dat. Dat we twee zulke fenomenen dicht bij huis kunnen zien, is echt wel uniek.” Echter zorgt het ook wel voor een boemerangeffect richting de andere renners. En daar is Van Kasteren minder positief over.
“Dat veel renners amper nog startgeld krijgen, vind ik dan weer niet kunnen. Iserbyt, Vanthourenhout, Aerts… Ook zij werken er hard voor. Of misschien nog harder. Er gaat veel meer geld om in de cross maar de renners krijgen minder”, aldus Van Kasteren, die dus ook verwijst naar de (overkoepelende) organisaties voor dit manco.
Desalniettemin zegt de oud-ploegbaas van Telenet-Fidea in Het Nieuwsblad te hebben genoten van het seizoen. “Ik heb best wel een mooi seizoen gezien waarin werd bewezen dat er nog leven is zonder Wout en Mathieu. Zijn zij er niet bij, dan steekt er niemand bovenuit en krijgen we strijd om de zege. Dat is wat we nodig hebben. En dat kunnen de mensen smaken.”
